#Bouwsector

Eberhard Dijkhuis: “In de bouwbiologie komt voor mij alles samen”

Eberhard Dijkhuis.

Energie, grondstoffen en gezondheid. In de bouwbiologie komen voor aannemer Eberhard Dijkhuis alle relevante transities in de bouw bij elkaar. “Gezond bouwen? Daar zijn we in Nederland nog niet zo mee bezig.”

“Als je een gebouw neemt, kijkt de bouwbiologie naar binnen: Wat is de invloed van het gebouw op de mensen ín dat gebouw? Nachhaltigkeit kijkt naar de invloed van het gebouw op zijn omgeving, op het milieu. Als bouwbioloog kijk je dus twee kanten op. Bijna iedereen die het over duurzaamheid heeft, kijkt één kant op: naar het milieu. Maar er zit een wisselwerking in.”

Eberhard Dijkhuis is niet de enige bouwbioloog in Nederland – er zijn er een stuk of 15. Hij is van die kleine groep wel de enige aannemer die is opgeleid aan het Institut für Baubiologie und Nachhaltigkeit (IBN) in het Duitse Rosenheim. De directeur van het gelijknamige bouwbedrijf in Hardenberg deed alle modules die er te volgen zijn en houdt er sinds dit jaar presentaties over voor geïnteresseerde architecten, bouwers en leveranciers van materialen. Hij doet dat in thuishaven Hardenberg en in het Nederlands (de opleiding aan het IBN is in het Duits en – sinds kort – ook in het Engels). De masterclass duurt vier dagdelen. Op dit moment is de tweede serie presentaties net gestart en naar verwachting start medio 2023 de volgende serie.

TL-lamp van 100 euro

Waarom hij bouwbioloog werd? Al in 2008 besloot Eberhard Dijkhuis, als derde generatie aan het roer van het familiebedrijf: ik bouw duurzaam of niet. “Ik wilde geen cost leader meer zijn, maar een product leader. Niet meer meedoen aan aanbestedingen, maar gekozen worden op basis van mijn kennis over duurzaamheid.”

Duurzaamheid ging in die tijd maar over één ding: energie. “Zonnepanelen en ledlampen. Als je dat deed, was je al een hele duurzame aannemer. Ik heb toen hier vlak bij een gebouw neergezet – Hibertad – waar we verschillende typen zonnepanelen naast elkaar testten en de nieuwste TL-lampen hadden. In LED. Die kostten 100 euro per lamp. Dat was toen helemaal geweldig.”

De zoektocht richtte zich vervolgens op de materialen waarmee hij projecten bouwt. Hij schuift meer op richting houtbouw en ecologische isolatiematerialen. In 2016 – “ik was al 6 jaar met duurzame materialen bezig” – besluit hij les te nemen bij het genoemde instituut in Duitsland. “Daar viel voor mij alles op zijn plek. De drie relevante transities in de bouw komen er samen: de energietransitie, de grondstoffentransitie en de gezondheidstransitie.” Door de keuze te maken om bouwbiologisch en gezond te bouwen, is hij als bouwbedrijf voortaan én duurzaam én onderscheidend en dus anders dan alle andere aannemers. “Wat de definitie van duurzaamheid betreft: voor veel bedrijven in de bouw gaat dit nog steeds alleen over energie. Het thema materialen is inmiddels ook actueel. Maar gezondheid? Daar zijn we in Nederland niet zo mee bezig.”

Formaldehyde

Het Institut für Baubiologie und Nachhaltigkeit ontstond in de jaren 70. “Een Duitse professor zag onder meer dat in spaanplaathuizen veel mensen ziek werden. Dat was echt die typische Oost-Duitse snelbouw in hout met een dun laagje isolatie. Hij deed onderzoek en kwam erachter dat er veel formaldehyde in die woningen aanwezig was, wat slecht is voor de mens. Daarop spande hij rechtszaken aan tegen fabrikanten van spaanplaat. Die hele industrie knalde natuurlijk boven op hem, maar uiteindelijk is 10, 15 jaar later wel de Europese regelgeving aangepast en zijn de normen aangescherpt. Oude IKEA-kasten stoten dit overigens nog steeds uit. Hebben mensen klachten? Dan kan dit daardoor komen. Alles wat is afgeplakt aan zo’n gefineerde kast is goed, maar de achterkant van de kasten is dat vaak niet. Dat is te meten met een formaldehydemeter.”

Bijzonder, en wat hem betreft tekenend voor het cultuurverschil tussen Nederland en Duitsland, was dat Dijkhuis zo’n meter nodig had voor zijn examen. “Die kan ik in Nederland dus nérgens kopen, zelfs niet bij de vakhandel. In Duitsland kun je een formaldehydetest bij de apotheek van het schap halen.”

Wat begon met het onderzoek van de professor naar formaldehyde, is uitgegroeid tot een beweging die zich bezighoudt met drie hoofdlijnen. Als eerste is dat de meettechniek (die ook weer drie aandachtsgebieden omvat). Tweede hoofdlijn is de vormgeving van een gebouw. “Dat zit ‘m in vorm, kleurgebruik, maar gaat ook zelfs een beetje richting de Chinese Feng shui-leer.” De derde hoofdlijn draait om nachhaltigkeit: grondstoffengebruik, energie en waterverbruik. “Wat bij ons duurzaamheid is, zit daar als derde tak in. Bouwbiologie is dus integraal: ruimteklimaat, vormgeving, energie en afval. Toen ik dit zag, kwam voor mij alles bij elkaar. Als ik dat een klant vertel, snappen ze ook waarom ik doe wat ik doe.”

Meettechniek

Bouwbiologen gebruiken bij het meten de ‘Standard der Baubiologische Messtechnik’. Dat meten omvat drie verschillende zuilen. Een daarvan betreft golven en straling. De inductiespanning van een hoogspanningsmast bijvoorbeeld. “Als je mensen vraagt wat ze van straling vinden, dan vinden ze daar meestal niets van. Vraag je of ze onder een hoogspanningsmast willen wonen, dan antwoorden ze met ‘liever niet’. Er zijn waarden bekend uit onderzoeken waarbij kinderen leukemie kunnen krijgen. Dat is 300 tot 400 nanotesla. Meet ik nu een elektrisch wekkertje op 20 centimeter afstand, dan zit ik op 600 nanotesla. Het gaat bij elektromagnetische straling altijd om afstand. Zo’n wekkertje is maar 230 volt, een hoogspanningskabel 10.000 volt. Maar bij een kabel zit je op een afstand van 100 meter en een wekkertje staat op het nachtkastje. Zet je die wekker op een meter afstand van je hoofd, dan meet je bijna nul. Toch hebben veel mensen zo’n wekkertje naast hun bed staan. Dat is dus dezelfde straling als wanneer je onder zo’n hoogspanningsmast zit. Die bewustwording, die is er maar bij weinig mensen.”

De bouwbiologie meet ook giftige stoffen (zoals dus die formadehyde), fijnstof (dat ontstaat bij bijvoorbeeld het koken) en het ruimteklimaat. “Dat is voor mijn bouwbedrijf de basis van de bouwbiologie: vocht, warmte, geur, geluid, licht. Dat vind ik het belangrijkst voor mijn klanten.”

Derde aandachtsgebied in het meten omvat schimmels en bacteriën. “Wat het bizarre hierbij is: heb je in Duitsland een plek van 50 bij 50 cm zwarte schimmel in je woning, dan komen de mannen in witte pakken de woning afzuigen. Die schimmels zijn dodelijke schimmels en wil je niet in je longen hebben. Wat doen we in Nederland? We kopen een busje HG. Symptoombestrijding, exact. De oorzaak blijft aanwezig.”

“We kopen een busje HG. Symptoombestrijding.”

Oriënteringswaarden

De meetwaarden die de bouwbiologie hanteert zijn oriënteringswaarden. Dat is een andere benadering dan de gangbare normen voor straling, gevaarlijke stoffen en dergelijke. Dijkhuis legt het verschil uit. “Op welk moment is een stof aantoonbaar schadelijk? Dat is het uitgangspunt van de meeste normen. Neem straling door 4G of Wifi. Bestaande normen nemen letterlijk de magnetronnorm als uitgangspunt. Dat is ook hoogfrequente straling. Oftewel: wanneer gaat je weefsel opwarmen? Bij hoeveel straling is dat? Die waardes liggen dus enorm hoog. Van een mobiel naast je oor gaan je hersenen natuurlijk ook niet borrelen.”

Bouwbiologie draait het om, vervolgt hij. “Bestaande normen gaan uit van het principe as low as reasonable achievable. Bouwbiologie zegt: als het niet nodig is, sluit het uit. Als je in de natuur kijkt, is er geen straling. En er zijn onderzoeken gedaan naar slapende kinderen met mobiele telefoons naast hun bed. Daarbij is zichtbaar meer stress, meer hersenactiviteit – er gebeurt iets. Op het moment dat die onderzoeken er zijn, waarom zou je je daar dan aan bloot stellen?”

Asbest eten

Dijkhuis trekt de vergelijking met asbest. “Dat werd tegen 1900 ontdekt en binnen een paar jaar waren er de eerste onderzoeken waarbij werd vastgesteld dat dit materiaal gezondheidsrisico’s met zich mee bracht. In de jaren 30 werd het als arbeidsziekte beschouwd. Pas in de jaren 60 en 70 landde echt de gedachte: dit is verkeerd spul. Het duurde daarna tot de jaren 80 tot geadviseerd werd om het niet meer te gebruiken en nog weer langer tot er een verbod kwam. Dat heeft dus 100 jaar geduurd, vanaf de eerste keer dat iemand zich afvroeg of dit wel zo’n gezond materiaal was. Ondertussen wuifde iedereen het weg. Mijn opa zei het letterlijk: ‘Ach, asbest, ik wil het wel eten. Nooit wat gemerkt’.”

Dijkhuis vertelt dit verhaal vaak aan studenten die de hele dag met hun mobiel in de weer zijn. “Bij asbest riep iedereen jarenlang: niets aan de hand. Dat zegt iedereen nu ook van 4G. Ga je dat net als asbest gewoon gebruiken en kom je dan achteraf in je leven tot de conclusie dat dit wat minder had gemoeten, of ga je dat risico niet lopen? Studenten zeggen dan: we kunnen niet zonder! Terecht, dat klopt ook. De bouwbiologie geeft dan aan dat je moet letten op de slaapsituatie. Als er ’s nachts geen straling is en je kunt regenereren en nieuwe energie opdoen, dan kun je er de volgende dag weer tegenaan. ’s Nachts is die telefoon niet nodig, dus kan de Wifi en 4G eraf en kan de telefoon verder van het bed. De wekker ook. Dan heb je een gezonde slaap. Word je elke nacht blootgesteld aan straling, dan kun je er op den duur – 20 jaar, 30 jaar – ziek van worden. Kanker, stress, vermoeidheidssyndromen. Nu doet iedereen het maar gewoon.”

‘Bouwbiologische bijbel’

Zoals gezegd: de maatstaf is de natuur, daarom hanteert de bouwbiologie kleinere waardes. Reduceer daarbij zoveel mogelijk. Dat moet Dijkhuis blijven herhalen. “Dat is het misverstand. Iedereen die in de materie zit, zegt dat dit soort lage waardes nergens op slaan. Ik probeer dan altijd te blijven uitleggen dat dit oriënteringswaarden zijn. Als je geen risico hoeft te nemen, waarom zou je het dan doen? Verder is het een eigen keus. Het hóeft niet.”

De oriënteringswaarden van de bouwbiologie zijn gebaseerd op allerlei onderzoeken wereldwijd. Samen vormen deze onderzoeken een ‘bouwbiologische bijbel’ van 1000 bladzijden, verzameld sinds de jaren 70. “Het is dus geen geitenwollensokkenbeweging. Wat ik opvallend vind: de VS komen er ook vaak in voor. Je zou soms denken dat ze daar niet zo streng zijn. Maar ze zijn op dit vlak veel strenger dan Nederland.”

Circulair, biobased en dampopen

Wat voor praktische gevolgen heeft bouwbiologie voor zijn bedrijf? Hoe bouwt Dijkhuis zijn projecten? Circulaire, biobased en dampopen constructies zijn daarvoor het uitgangspunt. In zijn kantoorstaan diverse details voor vloer- en wandopbouwen. “Dampopen bouwen is een belangrijk aspect in de bouwbiologie. Dan bouw je zonder folies, wat op zich al duurzaam is. Het is ook goed voor het binnenklimaat. De laatste tijd bouwen we de wanden op met I-liggers van 30 centimeter, volledig gevuld met cellulose. Die bieden een enorme buffer voor warmte en voor vocht. Het binnenklimaat is echt totaal anders dan in een woning van kalkzandsteen of beton.”

Op cellulose als isolatiemateriaal kwam hij uit na het meten van allerlei materialen op zowel de isolatiewaarde als de faseverschuiving. “Synthetische isolatiematerialen geven een hele goede Rc-waarde, maar gaan anders om met warmte-instraling van de zon. We hebben steeds meer problemen met oververhitting in gebouwen, waardoor we gaan koelen met airco’s. Dat voorkom je door een faseverschuiving in je isolatie te zetten. Een materiaal als houtvezel kan dat heel erg goed, maar scoort wat minder op lambda-waarde.”

Testopstellingen

Dijkhuis heeft een testopstelling gemaakt voor een faseverschuiving van 6 uur. Wat kost het om die te halen met verschillende materialen? Een vergelijkbare opzet heeft hij gericht op isolatiewaarde. “Cellulose staat dan bij beide lijstjes in de top 3. Het presteert gemiddeld heel goed op beide vlakken. Daarbij is het goedkoop en het is al hout geweest wat CO2 heeft opgenomen. Daarna werd het papier en nu is het isolatiemateriaal, dat bovendien kan worden hergebruikt.”

Begane gronddetails heeft hij ook getest, evenals een circulaire dakopbouw met cellulose en kurk en zelfs houten spijkers. Wat niet eigenlijk? “Alle dingen proberen we uit. In één woning of alleen in een hoekje. En als we denken dat het goed gaat komen, en in Duitsland doen ze het al jaren zo, dan durf ik het een klant voor te leggen.”

Hij bouwt naar eigen zeggen nog lang niet bouwbiologisch genoeg. Grote voorbeeld is Baufritz, een Duitse ecologische houtbouwer. Dijkhuis noemt als voorbeeld hoe Baufritz omgaat met staal. “Stalen balken die uit de hoogovens komen, zijn vaak nog magnetisch. Als je er een kompas op legt, wijst het noorden soms naar het zuiden. Sommige mensen kunnen daar slecht tegen. Bij Baufritz gaan ze al zo ver dat al het staal dat ze toepassen, eerst in de werkplaats wordt gedemagnetiseerd. Briljant vind ik dat. Tevens is de gebruikte verf allemaal ecologisch. Ik hoop dat over vijf jaar al dit soort dingen ook standaard in onze woningen zitten. Dat is nu hooguit 30 procent.”

Dit artikel is gepubliceerd in Bouwspecial Koplopers 2022.

Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

Met deze wekelijkse nieuwsbrief blijf je op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in de bouw.