Aannemer 8 – 2020 – pag. 38

mogelijke risico’s van het voegen zijn dan niet aanwezig,
aangezien de doorstrijkmortel één geheel vormt tussen de
bakstenen. Ook bij doorstrijken moet natuurlijk rekening
gehouden worden met uitvoeringsfactoren en het weer,
want er mag bijvoorbeeld ook geen regenbui op vers door-
strijkwerk komen om uitspoelen van de mortel en uitslag te
voorkomen.
Wanneer de bakstenen voorzien zijn van een hydrofobeer-
laag met een diepte van meer dan 5 à 10 mm, bijvoorbeeld
2 à 3 cm, wordt er een meer reactieve mortel toegepast om

vertraging bij de verwerkers te voorkomen. Die mortel is niet
afgestemd op het niet-gehydrofobeerde deel, waardoor juist
het gehydrofobeerde deel voor de hechting moet zorgen. Dit
kan invloed hebben op de hechtsterkte van het bakstenen
metselwerk.
Het blijft van belang dat goed vastligt hoe diep de indring-
diepte van de hydrofobeerlaag is. Een grote spreiding van
indringdiepte van de hydrofobeerlaag in de bakstenen kan
dus leiden tot het toepassen van de verkeerde mortel, waar-
door onvoldoende hechting kan ontstaan.

Tabel 1. Toepassingsklassen metselwerk
Toepassingsklasse Voorbeelden

I – Waterkerend werk
– Werk niet afgeschermd tegen weer en wind,

sterk verwerende omstandigheden
– Werk hoog mechanisch belast

– Kade- en grondkeringsmuren
– Horizontaal metselwerk, inclusief de bovenkant van niet afgedekt

metselwerk, schoorstenen en bovendaks metselwerk
– Metselwerk waarbij afstroming van hemelwater moet worden ver-

wacht (ongunstige detaillering en/of zeer weinig zuigende stenen,
blokken of elementen1))

– Metselwerk waarbij de kans op veelvuldig bekladden bestaat
II – Werk binnen, normale mechanische belas-

ting
– Werk buiten, met normale vochtbelasting

(niet afgeschermd tegen weer en wind) en/of
normale mechanische belasting

– Metselwerk aan de regenzijde waarbij geen afstromend regenwater
wordt verwacht (gunstige detaillering en/of normaal absorberende
stenen, blokken of elementen2))

– Schoorstenen, vrijstaande en bovendakse muren die goed zijn
afgedekt of anderszins zodanig zijn gedetailleerd dat geconcen-
treerd afstromen van hemelwater wordt vermeden

– Metselwerk waarbij de kans op veelvuldig bekladden gering is
III – Werk binnen, wel eisen (geringe mechani-

sche belasting)
– Werk buiten, geringe vochtbelasting (afge-

schermd tegen weer en wind) en/of geringe
mechanische belasting

– Binnen, inclusief publieke ruimten onder afdak
– In tunnels, met uitzondering van voetgangers-/fietstunnels
– Metselwerk aan de niet-regenzijde, waar geen bekladding wordt

verwacht
– Aan de regenzijde, echter gehydrofobeerd en waar geen beklad-

ding wordt verwacht
IV – Werk binnen, geen eisen (te verwaarlozen

mechanische belasting)
– Binnen, maar niet in publieke ruimten
– Gangen met schrobplint

1) Als zeer weinig zuigend gelden alle van een glazuur, waterdichte coating of hydrofoberende laag voorziene stenen, blokken en elementen,
alsmede stenen, blokken en elementen zonder zo’n oppervlaktelaag, waarvan de initiële wateropzuiging conform NEN-EN 772-11 kleiner dan of
gelijk is aan 0,5 kg/m2.min (dit komt overeen met klasse IW1 conform BRL 1007).
2) Als normaal absorberend gelden niet van glazuur, waterdichte coating of hydrofoberende laag voorziene stenen, blokken en elementen, waarvan
de initiële wateropzuiging conform NEN-EN 772-11 groter is dan 0,5 kg/m2.min met een maximum van 4,0 kg/m2.min (dit komt overeen met klasse
IW2 en IW3 conform BRL 1007).

1) Genoemde verhouding in volumedelen is bedoeld als leidraad. Als gevolg van praktische omstandigheden kan hiervan worden afgeweken zonder
dat dit ten koste behoeft te gaan van de voeghardheid.
2) Bij mechanisch verdichten. Handmatig verdichten is in dit geval mogelijk, echter voor het verkrijgen van een constante en hogere kwaliteit
(bijvoorbeeld het uitvlakken van aanzetten en een betere aansluiting van de voeg op de steen) heeft mechanisch verdichten de voorkeur.

Tabel 2. Classificatie voeghardheid en richtlijn samenstelling
Voeghardheids-
klasse

Voeghardheid Toepassingsklasse Maximale1) bind-
middel-zandver-
houding (volume-
delen)

Fijnheidsmodulus
zand (Fm) (zie fig. 1
CUR-aanbeveling)

Verdichting

VH15 15 t/m 24 IV 1 : 4/4,5 Fm 1,4 tot 2,4 Handmatig
VH25 25 t/m 34 III, IV 1 : 3,5/4 Fm 1,6 tot 2,4 Handmatig
VH35 35 t/m 44 II, III, IV 1 : 3/3,5 Fm 2,0 tot 2,4 Mechanisch2)

VH45 ≥ 45 I, II, III, IV 1 : 2,5/3 Fm 2,0 tot 2,4 Mechanisch

38 Aannemer nr. 8 – December 2020

Gebouwschil

34-35-36-37-38-39_vekemans.indd 38 07-12-20 08:50

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

Met deze wekelijkse nieuwsbrief blijf je op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in de bouw.