Als het aantal te saneren flatwoningen wordt teruggebracht van zes naar vier per dag, beëindigt de onderaannemer de samenwerking. Het werk is niet rendabel meer. Verontwaardigd over zijn vertrek begint de hoofdaannemer een rechtszaak.
Overeengekomen is dat de onderaannemer sloop- en asbestsaneringswerkzaamheden moest verrichten in 62 flatwoningen. Er is sprake van een galerijflatgebouw met één decentraal trappenhuis. De asbesthoudende beplatingen in de gevels van de woningen zouden van binnenuit in containment worden gesaneerd. Dat wil zeggen dat de ruimte waarin het asbest zich bevindt, volledig wordt afgeschermd van de rest van het huis. De onderaannemer heeft in november 2012, vooruitlopend op het eigenlijke werk aan de flatwoningen, het ketelhuis en een proefwoning gesaneerd. Daarna volgde overleg over de verdere werkzaamheden.
Gelet op het bestek moesten de flatwoningen verticaal van boven naar beneden per strang van zes boven elkaar gelegen woningen worden gesaneerd. De onderaannemer mocht dit naar eigen inzicht doen, zolang maar werd voldaan aan deze eis. Op grond hiervan is de onderaannemer uitgegaan van een dagproductie van zes te saneren woningen.
Dat bleek ineens niet mogelijk. In zijn planning geeft de hoofdaannemer aan dat er van beneden naar boven moet worden gewerkt. In de eerste week worden twee woningen per dag gesaneerd en vanaf de tweede week vier woningen per dag.
Voldoende aannemelijk is volgens de arbiter dat bij sanering van vier in plaats van zes woningen per dag, geen volledige dagproductie was te realiseren voor de in te zetten ploeg met gekwalificeerd, duurder personeel. Hierdoor was het werk voor de onderaannemer niet meer rendabel en zeker niet kostendekkend. Daarom heeft hij terecht aangegeven dat de planning ‘niet in lijn ligt met onze calculatie, dat de snelheid te laag is op het gebied van sloop- en asbestsanering’.
De hoofdaannemer mocht de onderaannemer niet sommeren het werk onder dezelfde condities uit te voeren, terwijl sprake was van een reductie van het aantal te saneren woningen per dag van zes naar vier. In plaats van een gesprek uit de weg te gaan, was onderhandeling over voortzetting van de overeengekomen werkzaamheden – mogelijk tegen een meerprijs – op zijn plaats geweest.
Conclusie: dat de partijen uit elkaar zijn gegaan, komt voor rekening en risico van de hoofdaannemer. Hij betaalt de proceskosten à 7193,94 euro.
Bewerkt naar het desbetreffende verslag van de Raad van Arbitrage
Geschilnummer 24.847
Tekening: Pennestreek/Tony Tati
Dit artikel verscheen in februari 2017 in het blad Aannemer. Klik hier voor een (proef)abonnement.
Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.