De gestucte buitenplinten van een stolpwoning vertonen ruim drie jaar na oplevering gebreken. De woningeigenaar verzoekt de aannemer om deze plinten te repareren. De vakman laat zijn klant jarenlang in de waan tot herstel over te zullen gaan.
Tussen partijen is gekozen voor een gestucte plint waaronder een goedkopere metselsteen is toegepast. Na de klachten heeft de vakman zowel alleen als samen met technici diverse malen onderzoek uitgevoerd. Tenminste één keer deed hij per mail een concrete toezegging tot herstel, daarna werd het stil. Volgens de aannemer ligt de oorzaak van de gebreken in een winter met strenge vorst en het ontbreken van een grindkoffer en folie om het stucwerk te beschermen. Het aanbrengen daarvan hoorde echter niet tot zijn opdracht.
Tijdens de bezichtiging ziet de arbiter dat de tweede toplaag is losgekomen van de basislaag, wat er op wijst dat de twee lagen onvoldoende hechting hebben gehad. Dit had de aannemer kunnen en moeten voorkomen. De schade doet zich nagenoeg overal op het maaiveld voor. Anders dan de vakman stelt, is de gekozen metselsteen niet debet aan de gebreken, maar is de onvoldoende hechting aan te merken als een uitvoeringsfout waarvoor hij aansprakelijk is.
De arbiter ziet in het schadebeeld geen aanleiding om aan te nemen dat de gebreken door extra strenge vorst zijn opgetreden; ook zonder vorst zou de schade zich hebben voorgedaan. Het is door de aard van het gebrek bovendien goed mogelijk dat dit pas na circa drie jaar na de oplevering aan het licht kwam. De gestucte buitenplint moet eerst met vocht zijn verzadigd voordat dit zichtbaar wordt. De aannemer heeft wel gelijk als hij stelt dat de schade mede wordt veroorzaakt door optrekkend vocht vanwege het ontbreken van een grindkoffer en grond en bestrating die tegen het stucwerk aanliggen.
Er zijn geen vochtwerende maatregelen genomen om dergelijke schade te voorkomen/beperken. Dat de schade voor rekening van de opdrachtgever moet blijven omdat het grondwerk- en bestratingswerk niet in zijn opdracht zat, is een misvatting. De aannemer had zijn klant voor het ontbreken van die maatregelen moeten waarschuwen. Dat heeft hij niet gedaan, waarmee hij niet aan zijn waarschuwingsplicht heeft voldaan. Dat maakt hem aansprakelijk voor de schadelijke gevolgen.
De arbiter wijst de vordering tot betaling van schadevergoeding aan de opdrachtgever toe; een bedrag van 9261,10 euro. Daarbij komt een vergoeding voor verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden à 838,60 euro. En ook de proceskosten van 3000 euro betaalt de aannemer.
Bewerkt naar het desbetreffende verslag van de Raad van Arbitrage
Geschilnummer 35.036
Tekening: Pennestreek/Tony Tati
Dit artikel verscheen in november 2015 in het blad Aannemer. Klik hier voor een (proef)abonnement.
Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.