Ga naar hoofdinhoud

Bouwplaats van de Toekomst op festivalterrein Vlieland

Het elektrisch bouwmaterieel komt van bouwbedrijven.

Het kunst- en muziekfestival Into The Great Wide Open (ITGWO) op waddeneiland Vlieland probeert al sinds zijn oprichting zo duurzaam mogelijk te zijn. Dat gaat ver. Dit jaar was het festival niet alleen ‘emissievrij’, er is ook voor het eerst samengewerkt met bouwpartijen, om samen de bouw verder te helpen. Inclusief een minicongres in de natuur.

“We bedachten voor dit jaar De Bouwplaats van de Toekomst en vervolgens gingen we het ook meteen organiseren”, vertelt Tijl Couzij, hoofd duurzaamheid en innovatie bij Into The Great Wide Open (ITGWO). “Dat is hoe we in het festivalwereldje werken: we verzinnen iets, doen het gewoon en daarna evalueren we het. Is het wat, dan zetten we het door. Zo is dit hele festival ooit ook begonnen.” Couzij is ook oprichter van Lab Vlieland, dat breder dan ITGWO mensen en organisaties adviseert over duurzaamheid.

Bouwplaats van de Toekomst
Tijl Couzij van Lab Vlieland rechts is de drijvende kracht achter het duurzame festival. Eefje Colson is coördinator van de Bouwplaats van de Toekomst.

De Bouwplaats van de Toekomst lijkt een blijvertje, want het zijn niet de minste partijen die meededen. Zoals bouwbedrijven TBI en BAM Infra. Jasper Visser is innovatiemanager bij dat laatste bouwbedrijf. “Wij bouwen voor de lange termijn en op grote schaal. Een festival is tijdelijk en klein. En, niet onbelangrijk, er gelden andere regels en voorschriften, juist vanwege die tijdelijkheid.”
Ondertussen is juist de bouwplaats zelf ook een tijdelijk gebeuren, dus daar liggen raakpunten. Energie, mobiliteit en bouwmaterialen zijn de drie aandachtspunten waarmee op de Bouwplaats van de Toekomst is geëxperimenteerd.

Stroom uit waterstof

Op Vlieland is goed aan groene stroom te komen. Die wordt geleverd door de zonne- en windparken van Energie Coöperatie Vlieland. Maar het festival, – met 6000 betalende bezoekers met daarbij opgeteld de artiesten, vakmensen en vrijwilligers zeker 10.000 mensen groot – verdeeld over drie locaties die daar niet op berekend zijn, heeft veel stroom nodig. Niet alleen voor de licht- en geluidsinstallaties van de podia, maar ook voor alle keukens en koelingen van de bartenten en foodoutlets die overal verspreid staan en voor de verlichting van het hele terrein.

In het geval van de grootste locatie, het Sportveld, kwam die dit jaar voor het eerst van de aansluiting van het overdekte zwembad, dat er vlakbij ligt. De transformator van die aansluiting is er op aangepast. Sjoerd van Gerwen begon als kabeltrekker op ITGWO en heeft nu zijn eigen bedrijf, Team Infra, dat de elektriciteit voorziet voor tal van festivals en grote stadionoptredens: “We hebben de afspraak met het zwembad dat hun energievraag altijd vóór gaat, dus als er een congestie zou plaatsvinden of als ze moeten bijverwarmen, dan springen onze dieselgeneratoren bij. We hebben daar 50 minuten voor, maar we hebben het zo voorbereid dat we een minuut of tien nodig hebben. Wat is gebleken: we hebben het hele festival die generatoren niet nodig gehad.”

Dat strookt helemaal met wat later Arash Aazami uitlegt. Aazami, oprichter van Synergy/Unify Energy, vindt dat we veel moeten omdenken over energie, maar één denkrichting is dat energie geen opwekkingsprobleem heeft, maar een plaatsprobleem. “Het duurzaam opwekken van energie kunnen we al, het gaat om een verdeling van de energie naar behoefte. Zodat we waar we dat willen op het moment dat we dat willen over energie kunnen beschikken, zoals we dat bij fossiel gewend zijn.”

Daarvoor is bij de andere grote festivallocatie nog verder doorgepakt: de Open Plek, samen met De Kuil één festivalterrein met twee podia midden in het bos, is in zijn geheel van energie voorzien met waterstof. Een opstelling van het bedrijf Watermeln maakte dat mogelijk. Het is een container waarin 8700 kilo waterstof onder extreem hoge druk (318 bar) op voorraad wordt gehouden. Via een omvormer, een relatief klein apparaat, wordt de waterstof omgezet in elektriciteit, die gebufferd wordt in een eveneens verplaatsbare batterij. Deze Watermeln-unit is gedurende het gehele vierdaage festival, plus de opbouw- en afbraakdagen, de enige energiebron. Er is zelfs geen back-up ingericht.

Tijl Couzij: “Deze waterstof is gemaakt met duurzame energie. Het is waar dat in dat proces 50 procent van de directe elektrische energie verloren gaat. En bij het omzetten van waterstof naar elektriciteit op locatie opnieuw 50 procent. Dat is veel verlies. Toch is dit de meest geschikte keuze. Er is geen aansluiting in de buurt. Het alternatief is fossiele generatoren, maar dat wil je niet, of grote batterijen. Daar heb je met onze energievraag een flink aantal van nodig die tijdens het festival vervangen moeten worden. En dan moet je dus met vervoermiddelen tussen alle bezoekers door, dat is niet wenselijk.”

Apparatenplatform in de bouwvak

Mobiliteit is een tweede experiment voor De Bouwplaats van de Toekomst. Hier werkte Lab Vlieland samen met Topsector Logistiek en met Anne Koudstaal, die bij bouwbedrijf TBI “reisleider duurzaamheid” is. Daarnaast stond hij aan de wieg van deelplatform Emission-0, dat zijn oorsprong in INTGWO vindt. Koudstaal regelt alle elektrische machines als shovels, heftrucks en kranen die het festival nodig heeft.

“Festivals vinden plaats in de zomer, wanneer de bouw zo goed als stilligt. Elektrisch materieel is duur in aanschaf. Via ons platform huren we de nodige bouwmachines van bouwbedrijven die ze “over” hebben. Zo verdienen ze er wat aan en wij hebben emissievrije machines.”

Topsector Logistiek regelde met Bedrijfswagenverhuurder LVS Trucks twee geheel elektrische vrachtwagens, die het transport naar en van het eiland voor hun rekening nemen. Sven Markus van de Topsector legt uit, daarbij de lijn van Aazami volgend: “Vrachtwagens staan soms ook een paar dagen stil, zoals hier. En daar liggen kansen voor elektrische vrachtwagens, want ze kunnen in die tijd energiebuffers worden: energie inladen op momenten dat de prijs laag is, en op het net brengen als de vraag hoog is. Zo kun je verdienen met je elektrische materieel.”

Geotextiel van cellulose
Textiel van cellulose kan blijven liggen na gebruik en verrijkt dan de grond.

Geotextiel van cellulose

Veel dichter bij de grond, letterlijk, is het geotextiel dat het foliebedrijf Joosten Groep net op tijd klaar had om te gebruiken bij Into The Great Wide Open. Het materiaal bestaat uit niet veel meer dan cellulose. Het wordt op de zandbodem gelegd op plekken waar oprijplaten nodig zijn voor het materieel. Jasper Visser van BAM is hier enthousiast over. “Het lijkt iets kleins, maar wij gebruiken heel veel van dat materiaal. Je moet het afvoeren en in het beste geval kun je het hergebruiken of recyclen. Dit materiaal kun je na het weghalen van de rijplaten laten liggen en dan wordt het opgenomen in de natuur.”

Waterstof in diesel injecteren

Emeritus hoogleraar Ad van Wijk, ondertussen, houdt zich bezig met sleutelen aan de motoren van bouwmachines, samen met het bedrijf Jos Scholman in Nieuwegein. Hij ontwikkelde een injectieapparaat dat waterstof toevoegt aan de dieselverbrandingsmotor. Dat scheelt tot 80 procent op de diesel en kan op bestaande machines worden gemonteerd. “Voor machines die veel vermogen nodig hebben is dit een goede oplossing. Een waterstofcel is heel anders dan een verbrandingsmotor, maar dit is een goede tussenfase. Scholman investeert heel veel in deze technieken. Maar hij wint er wel tenders op, het bedrijf groeit als kool.”

Bamboe in plaats van hout

Op het gebied van bouwmateriaal was eigenlijk het minste te melden. Daar had Lucas de Man, kunstenaar, presentator en initiatiefnemer van verschillende biobased initiatieven wel gelijk in. “Van veel biobased vezels, hout, bamboe, weten we gewoon dat het werkt. En dat we onherroepelijk op dergelijke materialen over gaan stappen.” De Man wijst er op dat de focus meer moet liggen op zowel het aanpassen van structuren als het ondersteunen van de mensen op de werkvloer.

Wat weer niet wegneemt dat er nog altijd heel interessante nieuwe biobased materialen worden ontwikkeld. Zo had Leonne Cuppen, die de scepter zwaait op boerderij Nieuw Zwanenburg nabij Eindhoven, een aantal samples meegenomen van door kunstenaars ontwikkelde bouwproducten die veel potentie hebben om op de markt te komen.

INTGWO heeft als principe dat er zoveel mogelijk van bestaand materiaal gebruik wordt gemaakt danwel van biobased materiaal. Houtbouw vindt Tijl Couzij niet zo interessant. “Houtbouwsystemen bestaan, daar hoef je weinig aan te experimenteren. En wij hebben op het festival niet veel flexgebouwen nodig, de mensen verblijven op de camping, in hotels en in huisjes.”

Bamboe, daarentegen, heeft volgens Couzij wel toekomst. “Het groeit zeven keer sneller dan hout en is sterker.” Om die reden was architect Robert van Kats, oprichter van bureau Akeka, aangetrokken. Van Kats bouwt waar het kan duurzaam. Zijn bedrijf is grotendeels actief in Afrika, vooral Oeganda, waar het ook een bouw-tak heeft. Van Kats is tevens een groot bamboe-enthousiast. “Tijl benaderde me in eerste instantie met de vraag om de torens voor de geluidsinstallaties van bamboe te maken. Daar kwam hij in mei mee. Het moet zeker mogelijk zijn, maar daar hebben we meer tijd voor nodig.”

In plaats daarvan ontwierp en bouwde Van Kats, met een team van een man/vrouw of tien, van bamboe een toegangspoort voor De Open Plek. De bomen die daar al staan vormden de kolommen. De bamboepalen waren afkomstig van een tijdelijk paviljoen dat Van Kats bouwde in Leidschendam. Summum Engineering, één van de weinige constructiebureaus in Nederland dat bamboeconstructies parametrisch berekent, bepaalde de hoeveelheid en positie van de palen.

Van Kats: “Bamboe heeft enorme treksterkte maar is ook buigzaam. Dit paviljoen bestaat in principe uit drie piramides, maar de nokpunten zijn verlegd: de ribben komen niet in één punt samen, maar iets uit elkaar. Zo verdeel je de krachten.”

Schaduwlamellen

Van Kats gelooft in bamboe om dezelfde redenen als Couzij, zowel in toepassing van de stammen (“Het is heel licht materiaal, zo’n twee kilo per meter, maar wel heel sterk, een dakconstructie kun je er uitstekend mee maken”) als in producten van geperste bamboe. Gelamineerde bamboebalken zijn sterker dan gelamineerd hout. Van Kats ontwierp een kantoorgebouw in Den Bosch met in de gevel grote schaduwlamellen van bamboe. Van Kats: “En dit bamboe komt uit Georgië, nog net Europa. Maar in Portugal, Spanje en ook in België en Nederland wordt bamboe geteeld. Dat duurt nog een paar jaar en dan hebben we gras van wel twintig meter dat we elk jaar kunnen oogsten en gebruiken in de bouw.”  

Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.

 

 

Gerelateerd

Bouwplaats van de Toekomst op festivalterrein Vlieland

Voor abonnees

Massieve houtbouw: kansen, knelpunten en lessen uit 20 projecten