Het elektriciteitsnet piept en kraakt onder de almaar stijgende vraag. Steeds meer projecten lopen vast op een gebrek aan capaciteit. Netcongestie is geen dreiging meer, het is realiteit – zeker voor bouwprojecten met grote vermogensvragen. Martijn Hamelink, consultant bij Equans en voormalig netbeheerder, is specialist in energiesystemen en begeleidt bedrijven door de jungle van regels, technieken en beperkingen. “We moeten naar een bouwpraktijk waarin energie slim wordt gepland, gemanaged en benut. Dat is de enige weg vooruit.”
Waar ligt jouw expertise precies binnen Equans?
“Ik geef advies bij netcongestievraagstukken en oplossingen zoals smart grids. Meer specifiek bij WOZ-overstijgende aansluitingen: denk aan een zonnepark achter een fabriek of een laadplein dat indirect verbonden is met een windpark. Ik help klanten met zowel technische als contractuele oplossingen om hun energievraag af te stemmen op de beperkte netcapaciteit. Mijn ervaring bij netbeheerder Stedin helpt daar enorm bij. Ik ken de regels, weet wat kan en mag, en begrijp waar netcongestie technisch én bedrijfsmatig schuurt.”
Wat betekent netcongestie concreet voor bouwprojecten met een hoge energiebehoefte?
“Dat je niet zomaar aangesloten wordt of je volledige vermogen mag gebruiken. Netbeheerders hanteren een stapsgewijze aanpak. In de eerste fase roepen ze bedrijven op om vrijwillig flexibiliteit aan te bieden. Denk aan het verschuiven van verbruik, tijdelijk afschakelen of opslag toepassen. Maar veel bedrijven zeggen dan: ‘ik heb geen flexibiliteit’. In werkelijkheid hebben ze die vaak wel – ze zijn zich er alleen niet van bewust.”
Wat gebeurt er als die vrijwillige fase niet genoeg oplevert?
“Dan volgt fase twee: verplichte deelname aan congestiemanagement. Bedrijven met meer dan 1 megawatt aansluitvermogen worden dan verplicht hun flexibiliteit in kaart te brengen én beschikbaar te stellen. In eerste instantie mag je zelf bepalen wat die flexibiliteit je waard is. Maar als dat niet voldoende ruimte oplevert, kan de netbeheerder de vergoeding en de momenten gaan dicteren. Dat gebeurt nu op steeds meer plaatsen.”
Kun je een voorbeeld geven van flexibiliteit in de praktijk?
“Een logistiek bedrijf met een grote koelhal is een mooi voorbeeld. Die koelt normaal op -18 °C. We hebben voorgesteld om op zonnige dagen, met veel eigen opwek, tijdelijk dieper te koelen, naar -20 °C. Daardoor hoeft de installatie ‘s avonds – tijdens netspits – nauwelijks meer te draaien. De temperatuur stijgt dan geleidelijk weer richting -18 °C. Voor het bedrijf verandert er operationeel niets, maar energetisch levert het wél flexibiliteit op. De netbeheerder was enthousiast en bood een vergoeding via een capaciteitscontract.”
Dat klinkt als maatwerk. Is dat schaalbaar?
“Juist wel. Als duizend bedrijven dit soort maatregelen nemen, maak je landelijk veel ruimte vrij. De overheid erkent dit en stimuleert het met de FlexE-subsidie. Daarmee kunnen bedrijven, adviseurs en installateurs subsidie krijgen voor quickscans, haalbaarheidsstudies en realisatie van flexibiliteitsmaatregelen. Denk aan energiemanagementsystemen, opslag, aansturingstechniek en software.”
Wie moet het initiatief nemen in zulke trajecten?
“Zowel netbeheerders als kennispartners. De netbeheerder moet actiever de markt opzoeken voor oplossingen, maar wij zitten dichter bij de klant. We hebben de relatie met onze klant, we kennen hun systemen, we kunnen ze gemakkelijk begeleiden in hun netcongestievraagstuk. We zien waar flexibiliteit verstopt zit. En belangrijk: we kunnen ook de vertaalslag maken naar implementatie, beheer en borging.”

Hoe ziet zo’n begeleidingstraject er idealiter uit?
“Dat begint met een quickscan: is er flexibiliteit en waar zit die? Daarna volgt een haalbaarheidsstudie: hoeveel is het waard, wat kost het om in te zetten? Vervolgens begeleiden we de realisatie: installatie van EMS-systemen, batterijtechniek, slimme software of koppeling aan netcontracten. Wij gaan mee naar de netbeheerder, zorgen voor de aanvraag en we blijven betrokken bij exploitatie en onderhoud. Het is een volledig A–Z-traject. En we nemen verantwoordelijkheid: als wij zeggen dat het werkt, maken we dat ook waar.”
Wat vraagt dit van installaties in nieuwe gebouwen en projecten?
“Dat we vanaf het ontwerp nadenken over slimme aansturing en meetbaarheid. Dus niet alleen installaties ontwerpen op basis van comfort en gebruik, maar ook op basis van flexibiliteit en netintegratie. Net als bij modulair bouwen: je maakt een pand voorbereid op functiewijzigingen. Dat moeten we nu ook doen voor energieprofielen. Denk aan gescheiden circuits, meetpunten per stroomkring, remote switching, buffermogelijkheden – dat moet allemaal vroegtijdig meegenomen worden.”
‘Als duizend bedrijven dit doen maak je veel ruimte vrij’
Zie je dat bedrijven hun businessmodel aanpassen op deze realiteit?
“Absoluut. Denk aan transportbedrijven met elektrische voertuigen. Die wilden vroeger gewoon laden zodra een voertuig binnenkwam. Nu kijken ze: kan het goedkoper ‘s nachts? Kan ik met meer laadpalen toch gespreid laden? Kan ik dynamische tarieven benutten? Of zelfs handelen op de energiemarkt met een batterij – zolang dat buiten congestiemomenten valt. Je ziet: bedrijven worden onderdeel van het energiesysteem. En wie onderdeel is, voelt zich ook verantwoordelijk voor het optimaal functioneren ervan.”
Wat is technisch nodig om tijdelijk méér stroom te mogen gebruiken dan je contractuele capaciteit toestaat?
“Je moet binnen je technische grens blijven – dus onder de zekeringwaarde. Wat kan: je contract waarde verlagen en je verbruik spreiden over de dag. Of je vraagt een zwaardere aansluiting aan met dezelfde contractwaarde, zodat je pieken kunt opvangen op rustige momenten in combinatie met een flexibele contractvorm zoals Blokstroom. En vooral: denk in dynamiek. Niet elke machine hoeft altijd te draaien. Als je installaties kunt sturen – op tijd, temperatuur of prijs – ontstaat er speelruimte.”
Hoe ga je van dat inzicht naar actie?
“Dat begint met meten. Je moet weten wat je wanneer verbruikt. Veel bedrijven weten dat niet – energie zit vaak verstopt in de finance-afdeling als kostenpost. Niemand voelt zich verantwoordelijk. Dat moet echt veranderen. Energie – en zeker netcongestie – hoort op de agenda van de directie. Alleen dan kun je tijdig anticiperen op uitbreiding, elektrificatie of nieuwe processen. En installateurs moeten die urgentie mee agenderen.”
Wat is de rol van bouwpartijen hierin?
“Een veel grotere dan we tot nu toe erkennen. Bouwers, architecten, installatieadviseurs en ontwikkelaars bepalen samen de energetische flexibiliteit van een gebouw – niet alleen door wát ze ontwerpen en bouwen, maar hóe ze dat doen. Netcongestie is geen installatieprobleem dat je pas aan het eind oplost. Het raakt fundamenteel aan ontwerpkeuzes, plattegrondlogica, installatiestructuur en gebouwbeheer.
Alles wat je nu realiseert, moet voorbereid zijn op slimme energiesturing. Dat begint bij de technische infrastructuur: plaats bijvoorbeeld de juiste meetpunten en verdeelinrichtingen zodat je verbruik per zone of functie kunt monitoren en aansturen. Voorzie in een installatieruimte die ruimte laat voor uitbreiding of inpassing van energieopslag, en houd rekening met omkeerbaarheid: een warmtepomp of laadpaal van vandaag moet over vijf jaar nog koppelbaar zijn aan nieuwe software of een EMS.
‘Als het ‘slim’ moet functioneren, moet het ‘intelligent’ ontworpen zijn’
Vergelijk het met flexibel bouwen in indelingen: we ontwerpen kantoren al zó dat ze met minimale ingrepen aangepast kunnen worden aan veranderende gebruiksfuncties. Datzelfde principe moet gelden voor energie. Als een gebouw over vijf jaar mee moet kunnen doen aan een congestieoplossing – zoals piekshaving, buffering of dynamisch laden – dan moet het gebouw daar technisch klaar voor zijn. Daarvoor zijn aan de voorkant andere keuzes nodig dan we tot nu toe gewend zijn.

Ook belangrijk is het energetisch profiel van het gebouw. Kun je de piekvraag verlagen of spreiden? Kun je installaties slim koppelen aan momenten van ruimte op het net? Dat soort vragen horen thuis aan de ontwerptafel. En hoe eerder ze worden gesteld, hoe goedkoper en effectiever ze zijn.
Tot slot is er een grote rol weggelegd voor kennispartners als regisseurs van de energielogica. Zij zitten vaak het dichtst op de praktijk, kennen de technische mogelijkheden én kunnen systemen inrichten voor slim gebruik. Zij zijn bij uitstek degenen die klanten bewust kunnen maken van hun verborgen flexibiliteit. Want of het nu gaat om een koelinstallatie, laadplein, WKO-systeem of zonnepanelen: als het ‘slim’ moet functioneren, moet het ‘intelligent’ ontworpen zijn. Daar ligt de sleutel.”
Welke contractvormen helpen bij dat flexibel omgaan met energie?
“Naast de standaard capaciteitsbeperkende contracten zie je nu ook blokstroomcontracten ont- staan: je krijgt tijdelijk extra capaciteit op rustige momenten, bijvoorbeeld tussen 00:00 en 06:00 uur. Ook zijn er flexcontracten waarin je alleen energie mag afnemen als er ruimte is op het net. In ruil daarvoor krijg je korting op je transporttarieven. En de overheid stimuleert dat met beleidsinstrumenten en subsidies.”
Wat zie jij als toekomstbeeld: blijft netcongestie structureel of lossen we het op?
“Netcongestie blijft nog zeker 15 tot 20 jaar een uitdaging. Simpelweg omdat het elektriciteitsnet energetisch nog vele malen kleiner is dan het gasnet dat we anders gaan gebruiken. Maar ik zie ook kansen. Met flexibiliteit, slimme technologie en samenwerking kunnen we veel ruimte terugwinnen. Wat nu muurvast lijkt, wordt over vijf jaar een puzzel met speelruimte. En netcongestie dwingt ons om eindelijk slim met energie om te gaan. Dat is winst.”
Wat is je dringende boodschap aan bouwers, ontwikkelaars en investeerders?
“Wacht niet tot je wordt overvallen door een netcongestieprobleem. Begin bij het begin: maak je energiebehoefte zichtbaar, kwantificeer je pieken, en stel jezelf kritische vragen. Wat verbruik ik eigenlijk wanneer? Heb ik echt die volle capaciteit nodig op elk moment van de dag? Kan ik verbruik verschuiven, spreiden of tijdelijk bufferen? In de praktijk blijkt er vaak verrassend veel ruimte te zijn – maar alleen als je dat van tevoren onderzoekt.
Wat ik echt wil meegeven is: maak energiebeheer onderdeel van je ontwikkelstrategie. Net als locatie, duurzaamheid of materiaalgebruik moet ook energieruimte en -flexibiliteit een integraal onderdeel zijn van je risicobeoordeling. Want het is niet meer vanzelfsprekend dat er ‘gewoon stroom’ is als je oplevert. De partijen die nú leren om flexibel te denken, hebben straks structureel voordeel – niet alleen bij netcongestie, maar ook bij dynamische energieprijzen, verhandelbare flexibiliteit en de inpassing van duurzame opwek in eigen beheer.”
En tot slot: durf expertise in te schakelen. Verwacht niet dat je zelf elk detail kent. Ga in gesprek met kennispartners, energietechnisch adviseurs of netbeheerders en breng je kwetsbaarheden in kaart. Dat voorkomt dat je straks pas in actie komt als je de brief van de netbeheerder al op de mat hebt liggen – want dan is het vijf over twaalf.”
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Bouwspecial Duurzame Installaties 2025.

