“Zonder mbo’ers zaten we hier op een kale vlakte”, zegt onderwijsspecialist Gertrud van Erp van VNO-NCW / MKB-Nederland met gevoel voor beeldspraak. Ons land heeft studenten uit het middelbaar beroepsonderwijs keihard nodig. Toch schuurt het in de afstemming tussen student, school en bedrijf, met verschil van inzicht over begeleiding, waardering, salaris en stages. Werk aan de winkel voor scholen en erkende leerbedrijven.
Dé mbo’er bestaat niet. Zo’n 467.000 studenten in Nederland (138.000 bbl en 329.000 bol) staan ingeschreven in het middelbaar beroepsonderwijs, allemaal individuen met wensen, plannen, twijfels, dromen en talenten. Als kind wilden ze profvoetballer, astronaut, deejay of stewardess worden. Een enkeling maakt die dromen waar. De grote meerderheid treft, op weg naar een maatschappelijke carrière, allerlei hobbels, drempels en dichte deuren om uiteindelijk te gaan werken als monteur, timmerman, verpleegster of apothekersassistente in het midden- en kleinbedrijf. Daar zijn ze een onmisbare schakel.
“Zonder mbo’ers zaten we hier op een kale vlakte”, aldus onderwijsspecialist Gertrud van Erp van VNO-NCW / MKB-Nederland. “We hadden geen huizen, meubels, elektriciteit, water en tuinen. Kleine ondernemers zijn zich zeer bewust van het enorme belang van mbo’ers. Wel hebben we een maatschappij gecreëerd waarin wo’ers en hbo’ers meer aanzien genieten. Ouders doen er alles aan om hun kinderen zo hoog mogelijk in het onderwijs te krijgen, liever havo dan vmbo, en kijken te weinig naar waar ze het best tot hun recht komen. Vaak is dat in het mkb. Dus ouders, kijk naar hun talent en de studierichting waar de maatschappij behoefte aan heeft. Teveel leerlingen worden opgeleid voor studies waarvoor weinig perspectief is.”

Grote tekorten in de bouw
Het zijn gouden tijden voor vaklieden. Voor iedereen die graag met de handen werkt, liggen de (goedbetaalde) banen voor het oprapen. Dat geldt misschien niet direct voor schoonmakers, schoenmakers en dierverzorgers maar toch zeker voor monteurs, bouwvakkers, ICT’ers en elektrotechnici. Voor hen staan alle deuren open want de vraag is enorm en neemt nog steeds toe. Maar de wet van vraag en aanbod lijkt niet meer goed te functioneren op de arbeidsmarkt, met grote tekorten in bijvoorbeeld de bouw (125.000 mbo-studenten) en zorgsector (66.000 mbo-studenten). Ook in de ICT zijn er aanzienlijke tekorten.
Ondanks forse salarissen en gegarandeerde baanzekerheid staan veel mbo’ers niet te springen om datgene te gaan doen waar de maatschappij behoefte aan heeft. Ondanks alle arbeidsmarktcampagnes. Kies exact! Kies een praktisch vak! Ga werken in de zorg! Maak je droom waar in de techniek! De campagnes sorteerden niet het gewenste effect met oplossen van de woningnood, ziekenhuizen ontlasten, in het openbaar vervoer aan de slag gaan of de energietransitie een handje helpen.
Uitstroom van mbo-leerlingen
De begeleiding van studenten die wel doorstromen naar deze sectoren is van groot belang. Maar ook op dat punt schuurt het gezien de uitstroom van soms wel 50 procent binnen twee jaar. De goede wil is er. Praktijkopleiders worden in veel branches eens per jaar in het zonnetje gezet. Heel leuk en zinvol, stelt Gertrud van Erp, maar ontoereikend. Van Erp ziet een taak voor het Ministerie van OCW. “OCW investeert volop in docenten op scholen terwijl de praktijkopleiders in bedrijven het moeten doen met een basiscursus. Begeleiding kost tijd en geld. Veel bedrijven doen wat ze kunnen maar krijgen nauwelijks budget vanuit OCW. Dat wringt. Kleine bedrijven hebben vaak geen HR-afdeling en mogen wel wat meer gefaciliteerd worden om studenten te begeleiden.”
De studenten stromen vanuit een mbo-opleiding uit naar een van de 250.000 erkende leerbedrijven voor een stage of leerwerkplek en krijgen een praktijkopleider toegewezen. Maar deze belangrijke taak komt niet genoeg uit de verf, waardoor de finetuning op de werkvloer ook niet optimaal is. Het lijkt er een beetje op dat studenten tussen wal (bedrijf) en schip (school) belanden. Van Erp hoort vanuit haar achterban dat de school vaak niet eens komt kijken en alles aan de praktijkopleider overlaat. “Ondernemers weten soms niet eens wie ze op school moeten bereiken als er problemen zijn. Dat moet echt beter. De bedrijven willen echt wel maar missen capaciteit en kennis.”
Professionele begeleiding
Ook de studenten zelf gaan natuurlijk niet geheel vrijuit. Ze kunnen niet altijd de schuld aan anderen geven en moeten zelf verantwoordelijkheid dragen. De vraag is of ze dat willen als ze zich niet in de genoemde maatschappelijke vraagstukken herkennen of als ze geen klik voelen met het (stage)bedrijf. Van Erp hoort van ondernemers dat er steeds meer “problematische studenten” worden aangeboden: “Ga er maar aan staan. De bedrijven moeten hen een beroep leren én bijstaan op persoonlijk vlak. Dat is veel gevraagd. De tijd die praktijkopleiders erin steken, levert in eerste instantie weinig op. En ze hebben al zo weinig capaciteit. Maar het moet beter, dan vinden wij ook.”
Ook discutabel is de vraag waar professionele begeleiding eindigt en ‘pamperen’ begint. Van Erp: “Ik hoor vaker: ze zijn allemaal zielig, zwak, misselijk, gediscrimineerd of onderweg. Dat is natuurlijk wat overdreven maar teveel pamperen is niet goed.” Het hoeft niet altijd leuk te zijn, vindt Van Erp. Het onderwijs moet studenten weerbaar maken voor de maatschappij. Ook ouders moeten hun kinderen niet alle problemen uit handen nemen want dat leidt juist tot afhankelijkheid en slachtoffergedrag. Van Erp: “Als er echt problemen zijn, moeten we voor ze in de bres springen. Mijn advies aan scholen? Stel eisen en handhaaf die. Laat leerlingen niet zes keer herkansen. Ga niet mee in elke klacht over het leerbedrijf. Als er echt iets mis is trekken wij de erkenning in. Voor leerbedrijven geldt: zorg voor goede begeleiding en een prettig werkklimaat. Maar stel ook eisen en verlang doorzettingsvermogen.”
Mbo’ers willen impact maken
Adnan Tekin, voorzitter van de MBO Raad, herkent het door Van Erp geschetste beeld van gebrekkige weerbaarheid niet. “Onze studenten zijn juist heel weerbaar”, stelt Tekin. “Mbo’ers zijn gemiddeld 21 jaar en hebben al veel meegemaakt. De onderzoeken laten zien dat vmbo’ers meer levenservaring hebben dan vwo’ers. Dat zien wij terug op het middelbaar beroepsonderwijs. Maar onbekend maakt onbemind. Veel mensen hebben een oordeel terwijl ze nog nooit op een mbo-school zijn geweest. Kom eens naar een open avond! Maak kennis met onze prachtige gebouwen, moderne apparatuur, ons pedagogisch-didactisch klimaat en onze toegewijde docenten.”
Ook Tekin weet dat binden en boeien beter moet. “Zeker, we zijn er nog niet. Het begint bij de stage. Ongeveer 35 procent van de mbo’ers krijgt geen stagevergoeding. Werkgevers dienen verder te snappen dat mbo’ers impact willen maken. Ze willen ertoe doen. Daarnaast moet er natuurlijk een goed salaris worden geboden, een sociaal veilige werkplek, een duidelijke structuur en een praktijkopleider met de juiste softskills. De afstemming met de school moet ook beter. We voeren nu gesprekken om een jaar langer als aanspreekpunt te dienen en werkgevers bij te staan als het nodig is.”
Stagevergoeding voor mbo’ers
Stagevergoedingen zijn in veel branches niet vanzelfsprekend. In het onderwijs, de ICT en horeca worden veel stagiairs beloond met een schouderklop en een bos bloemen. “Ongeveer 65 procent van alle mbo’ers krijgt een stagevergoeding”, laat Adnan Tekin van de MBO Raad weten. De bedragen verschillen aanzienlijk: van 280 euro per maand voor mbo’ers tot 500 euro en meer voor wo’ers. Met name de bouwsector is goed bezig. De in de cao vastgelegde vergoedingen voor mbo-, hbo- en wo-stagiairs bedragen maar liefst 550 tot 650 euro per maand.
Om stages en stagevergoedingen beter te regelen, is in 2023 door studenten, scholen, werknemers, werkgevers en de overheid het ‘Stagepact mbo 2023-2027’ ondertekend. Daarin zijn duidelijke doelen geformuleerd om de belangen van studenten beter te dienen. Geen stagevergoeding? Geen leerdoelen meegekregen? Te weinig begeleiding? Overmatige werkdruk? Te lange werkweken? Ongepaste behandeling? Machtsmisbruik of discriminatie? Een bullebak van een baas? Het komt allemaal voor volgens CNV Jongeren. Met het Stagepact moeten wanpraktijken worden aangepakt.
Maar dat begrijp jij toch niet…
Programmamaker en docent Karim Amghar schreef het boek ‘Maar dat begrijp jij toch niet’ over het onderschatte belang van de mbo’er. Als student kreeg Amghar vaak te horen dat hij het allemaal niet begreep. Hij was maar een lager opgeleide. Die onderwaardering geldt nog steeds volgens hem. Mbo’ers krijgen minder kansen en een lager salaris en hebben minder aanzien dan hoger opgeleiden. Amghar wil dat artikel 1 van de Grondwet wordt aangepast want discriminatie vanwege het onderwijsniveau moet worden uitgebannen.
Discussie zien we graag op Aannemervak, maar wel met respect voor elkaar. Wij vragen daarom om onder volledige naam te reageren. Lees onze andere regels voor discussie hier. Met het plaatsen van een reactie verklaart u zich akkoord met deze regels.